Als boven in het scherm wordt weergegeven, is het apparaat verbonden met een Wi-Fi-netwerk. Telkens als u zich op deze locatie bevindt, maakt de iPhone automatisch verbinding met dit netwerk.
Wi-Fi configureren: Tik op 'Instellingen' > 'Wi-Fi'.
Een netwerk kiezen: Tik op een van de weergegeven netwerken en voer het wachtwoord in (als u daarom wordt gevraagd).
Vragen om verbinding: Als u 'Vraag om verbinding' inschakelt, wordt u gevraagd of het apparaat verbinding moet maken wanneer een Wi-Fi-netwerk beschikbaar is. Anders moet u handmatig verbinding maken met een netwerk wanneer een eerder gebruikt netwerk niet beschikbaar is.
Een netwerk vergeten: Tik op naast een netwerk waarmee u eerder verbinding hebt gemaakt. Tik vervolgens op 'Vergeet dit netwerk'.
Verbinding maken met een gesloten Wi-Fi-netwerk: Tik op 'Anders' en voer de naam van het gesloten netwerk in. U moet de naam, het beveiligingstype en het wachtwoord (indien vereist) van het netwerk weten.
De instellingen voor een Wi-Fi-netwerk wijzigen: Tik op naast een netwerk. U kunt een HTTP-proxy instellen, gegevens voor een statisch netwerk opgeven, BootP inschakelen of de instellingen van een DHCP-server vernieuwen.
Uw eigen Wi-Fi-netwerk configureren: Als u een niet-geconfigureerd AirPort-basisstation hebt dat is ingeschakeld en zich binnen het bereik van de iPhone bevindt, kunt u het basisstation configureren met uw iPhone. Tik op 'Instellingen' > 'Wi-Fi' en ga naar 'Configureer een AirPort-basisstation'. Tik op uw basisstation. De configuratie-assistent begeleidt u bij de overige stappen van de configuratie.
Een AirPort-netwerk beheren: Als de iPhone is verbonden met een AirPort-basisstation, tikt u op 'Instellingen' > 'Wi-Fi'. Tik vervolgens op naast de naam van het netwerk en tik tot slot op 'Beheer dit netwerk'. Als u de app AirPort-configuratieprogramma nog niet hebt gedownload, tikt u op 'OK' om de App Store te openen en de app te downloaden.