U kunt een persoonlijke hotspot gebruiken om de internetverbinding van uw iPhone te delen met andere apparaten. Computers kunnen uw internetverbinding delen via Wi-Fi, Bluetooth of een USB-kabel. Andere iOS-apparaten kunnen uw verbinding delen via Wi-Fi. Persoonlijke hotspot werkt alleen als de iPhone via het mobiele datanetwerk met het internet is verbonden.
Opmerking: Het kan zijn dat deze voorziening niet bij alle aanbieders beschikbaar is. Hieraan zijn mogelijk extra kosten verbonden. Neem voor meer informatie contact op met uw aanbieder.
Een internetverbinding delen: Tik op 'Instellingen' > 'Mobiel netwerk' en tik op 'Configureer persoonlijke hotspot' (indien beschikbaar) om deze voorziening bij uw aanbieder in te stellen.
Nadat u 'Persoonlijke hotspot' hebt ingeschakeld, kunnen andere apparaten op de volgende manieren verbinding krijgen:
Wi-Fi: Selecteer op het apparaat uw iPhone in de lijst met beschikbare Wi-Fi-netwerken.
USB: Sluit de iPhone op uw computer aan met de meegeleverde kabel. Kies 'iPhone' in het paneel 'Netwerk' in Systeemvoorkeuren op uw computer en configureer de netwerkinstellingen.
Bluetooth: Tik op de iPhone op 'Instellingen' > 'Bluetooth' en schakel 'Bluetooth' in. Informatie over hoe u de iPhone koppelt en verbinding laat maken met uw apparaat is te vinden in de documentatie die bij uw computer is geleverd.
Opmerking: Zodra er verbinding is gemaakt, wordt boven in het scherm van de iPhone een blauwe band weergegeven. Het Persoonlijke hotspot-symbool wordt weergegeven in de statusbalk van iOS-apparaten die de persoonlijke hotspot gebruiken.
Het Wi-Fi-wachtwoord voor de iPhone wijzigen: Tik op 'Instellingen' > 'Persoonlijke hotspot' > 'Wi-Fi-wachtwoord' en voer vervolgens een wachtwoord van ten minste acht tekens in.
Het gebruik van uw mobiele datanetwerk controleren: Tik op 'Instellingen' > 'Mobiel netwerk'. Zie Instellingen voor mobiel netwerk.