Begeleide toegang zorgt ervoor dat een iPhone-gebruiker zich beter kan richten op een bepaalde taak. Met begeleide toegang wordt de iPhone exclusief voor één app gebruikt, waarbij u bepaalt welke functies van de app beschikbaar zijn. Met begeleide toegang kunt u:
iPhone tijdelijk beperken tot een bepaalde app
Gebieden van het scherm die niet relevant zijn voor een taak uitschakelen of gebieden uitschakelen waar een onbedoeld gebaar de gebruiker kan afleiden
De knop voor de sluimerstand of de volumeknoppen op de iPhone uitschakelen
Begeleide toegang inschakelen: Tik op 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Toegankelijkheid' > 'Begeleide toegang'. Hier kunt u het volgende doen:
Begeleide toegang in- of uitschakelen
Een toegangscode instellen die het gebruik van begeleide toegang regelt en voorkomt dat een gebruiker een sessie verlaat
Instellen of andere activeringsknoppen beschikbaar zijn tijdens een sessie
Een sessie met begeleide toegang starten: Open de app die u wilt uitvoeren en druk driemaal op de thuisknop. Pas de instellingen voor de sessie aan en klik op 'Start'.
Regelaars en gebieden van het scherm van de app uitschakelen: Omcirkel de gedeelten van het scherm die u wilt uitschakelen. Met de grepen kunt u het gebied aanpassen.
De knop voor de sluimerstand of de volumeknoppen inschakelen: Tik op 'Opties' en schakel de knoppen in.
Alle aanrakingen van het scherm negeren: Schakel 'Aanraking' uit.
Voorkomen dat de iPhone schakelt tussen de staande en liggende weergave of op andere bewegingen reageert: Schakel 'Beweging' uit.
Een sessie met begeleide toegang beëindigen: Druk driemaal op de thuisknop, voer de toegangscode voor begeleide toegang in en tik vervolgens op 'Stop'.