Belangrijk: Met VoiceOver gebruikt u andere bewegingen om de iPhone te bedienen. Als VoiceOver is ingeschakeld, moet u de iPhone bedienen via VoiceOver-bewegingen, ook als u VoiceOver wilt uitschakelen.
VoiceOver in- of uitschakelen: Tik op 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Toegankelijkheid' > 'VoiceOver' of gebruik de activeringsknop. Zie Activeringsknop.
-
Verkennen: Sleep uw vinger over het scherm. Elk onderdeel dat u aanraakt, wordt door VoiceOver beschreven. Til uw vinger op om een onderdeel te selecteren.
Een onderdeel selecteren: Tik op het onderdeel of til uw vinger op terwijl u over het onderdeel sleept.
Het volgende of vorige onderdeel selecteren: Veeg met één vinger naar rechts of links. De volgorde van de onderdelen is van links naar rechts en van boven naar beneden.
Het onderdeel boven of onder een bepaald punt selecteren: Stel de rotor in op 'Verticale navigatie' en veeg met één vinger omhoog of omlaag. Als 'Verticale navigatie' zich niet in de rotor bevindt, moet u dit mogelijk toevoegen. Zie De VoiceOver-rotor gebruiken.
Het eerste of laatste onderdeel op het scherm selecteren: Tik met vier vingers aan de bovenkant of onderkant van het scherm.
Een onderdeel op naam selecteren: Tik driemaal met twee vingers ergens op het scherm om de onderdeelkiezer te openen. Typ vervolgens een naam in het zoekveld of veeg naar links of rechts om op alfabetische volgorde door de lijst te gaan. U kunt ook op de tabelindex rechts van de lijst tikken en omhoog of omlaag vegen om snel door de lijst met onderdelen te scrollen. U kunt ook in de handschriftmodus een onderdeel selecteren door de naam van het onderdeel te schrijven. Meer informatie is te vinden in Met uw vinger schrijven.
De naam van een onderdeel wijzigen zodat u het gemakkelijker kunt vinden: Selecteer het onderdeel, tik met twee vingers en houd uw vingers ergens op het scherm.
De tekst van het geselecteerde onderdeel uitspreken: Stel de rotor in op tekens of woorden en veeg met één vinger omlaag of omhoog.
Gesproken aanwijzingen in- of uitschakelen: Tik op 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Toegankelijkheid' > 'VoiceOver' > en schakel 'Spreek hints uit' in.
Fonetische spelling gebruiken: Tik op 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Toegankelijkheid' > 'VoiceOver' > 'Spellingsalfabet'.
Het volledige scherm vanaf het begin laten voorlezen: Veeg met twee vingers omhoog.
Onderdelen laten voorlezen (vanaf het huidige onderdeel naar beneden): Veeg met twee vingers omlaag.
Het uitspreken pauzeren: Tik eenmaal met twee vingers. Tik nogmaals met twee vingers om de spraakfunctie te hervatten of om een ander onderdeel te selecteren.
Het geluid van VoiceOver uitschakelen: Tik tweemaal met drie vingers. Doe dit nogmaals om het geluid weer in te schakelen. Op een extern toetsenbord gebruikt u de Control-toets.
Geluidseffecten uitschakelen: Schakel 'Gebruik geluidseffecten' uit via 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Toegankelijkheid' > 'VoiceOver'.
Een grotere VoiceOver-cursor gebruiken: Tik op 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Toegankelijkheid' > 'VoiceOver' en schakel 'Grote cursor' in.
-
De stem aanpassen: U kunt kenmerken van de VoiceOver-stem aanpassen zodat u deze beter kunt verstaan:
Het spraakvolume wijzigen: Gebruik de volumeknoppen op de iPhone of voeg volume toe aan de rotor en veeg omhoog en omlaag om de optie aan te passen. Zie De VoiceOver-rotor gebruiken.
De spreeksnelheid wijzigen: Tik op 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Toegankelijkheid' > 'VoiceOver' en versleep de schuifknop 'Spreeksnelheid'. U kunt 'Spreeksnelheid' ook toevoegen aan de rotor en omhoog of omlaag vegen om de instelling aan te passen.
De toonhoogte wijzigen: VoiceOver gebruikt een hogere toon bij het uitspreken van het eerste onderdeel van een groep (zoals een lijst of tabel) en een lagere toon bij het uitspreken van het laatste onderdeel van een groep. Tik op 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Toegankelijkheid' > 'VoiceOver' > 'Toonhoogtewijziging'.
Interpunctie uitspreken: Stel de rotor in op 'Interpunctie' en veeg omhoog of omlaag om aan te geven hoeveel u wilt horen.
De taal voor de iPhone wijzigen: Tik op 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Internationaal' > 'Taal'. De uitspraak van bepaalde talen kan worden ingesteld via 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Internationaal' > 'Regionotatie'.
Het standaarddialect voor de huidige iPhone-taal instellen: Tik op 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Toegankelijkheid' > 'VoiceOver' > 'Talen en dialecten'.
Uitspraak wijzigen: Stel de rotor in op 'Taal' en veeg omhoog of omlaag. De taal is alleen beschikbaar in de rotor als u meerdere uitspraken selecteert in 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Toegankelijkheid' > 'VoiceOver' > 'Talen en dialecten'.
Aangeven welke uitspraken beschikbaar zijn in de rotor: Tik op 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Toegankelijkheid' > 'VoiceOver' > 'Talen en dialecten'. Om de stemkwaliteit of spreeksnelheid aan te passen voor elke taal, tikt u op naast de taal. Als u de volgorde van de talen wilt wijzigen, tikt u op 'Wijzig' en sleept u omhoog of omlaag. Om een taal te wijzigen, tikt u op 'Wijzig' en tikt u op de knop met het minteken links van de naam van de taal.
De standaardvoorleesstem wijzigen: Tik op 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Toegankelijkheid' > 'VoiceOver' > 'Gebruik compacte stem'.